“Wilt u even schuilen?”
Hoe een klein gebaar een verschil kan maken voor een ander. Én voor jezelf.
Ik duw de spade opnieuw in de grond en druk hem met mijn gewicht nog een fractie dieper. Er begint beweging te komen in de plant. Ik voel de eerste druppen vallen en wrik nog eens goed totdat de plant met kluit loskomt. Koffietijd! Op het moment dat ik de achterdeur wil binnenstappen, komt de deftige dame opnieuw langs. “Wilt u even schuilen?”, hoor ik Leon vragen. “Ja, nou eigenlijk graag.” Leon helpt de dame de tuin in en we nemen plaats onder de parasol. Een harde onweersklap volgt en dikke druppen kletteren op het doek boven ons. We zitten droog. “Kan ik u iets aanbieden?”, vraag ik. Niet veel later zitten we samen aan de koffie. De kindjes kijken nieuwsgierig naar deze onbekende dame op leeftijd.
Ik duw de spade in de grond, wip er een beetje mee. “Mama, ik wip wel aan deze kant”, zegt Bent en hij duwt zijn schep tegenover me in de aarde. Samen proberen we een plant uit de tuin te halen om die elders te planten. Hij moet plaats maken voor de moestuin. In de verte begint het al te rommelen. Het weer is zo halverwege mei nog steeds wisselvallig dus we tuinieren vandaag tussen de buien door. Aan de andere kant van de heg loopt een dame langs. Ze is deftig gekleed in een mooie groene mantel. Ze stopt een moment en kijkt op van de rollator. “Zozo, jij hebt goede hulp”, zegt ze. We wensen elkaar een fijne dag en ze vervolgt haar weg naar de brievenbus.
“Wat een fijne plek hier met kinderen. Hoe lang wonen jullie hier?”, begint ze. Zelf woont ze er nu drie jaar, jaren waarin haar gezondheid helaas snel achteruit is gegaan. We kletsen een beetje over haar kinderen en de mijne en ze vertelt dat ze kunstenares is, of was. Het schilderen wordt steeds lastiger door de pijn in haar rug. “Ik heb een hele slechte rug”, verzucht ze. “Ik heb tijdens de oorlog in een kamp gezeten, door de honger zijn mijn botten slecht gegroeid. Ach meid, ik zal je er niet mee lastigvallen. Dit zijn de mooiste jaren hoor met je kinderen.” De druppen worden minder dik en Bruis struint de tuin weer in. Leon pakt de kruiwagen om de plant te verplaatsen naar zijn nieuwe plek.
De dame neemt een slok van haar koffie en geeft aan dat ze me niet langer wil ophouden. Ik wuif haar bescheidenheid weg en vertel haar dat we niets gepland hebben vandaag. Ik zie aan haar houding dat ze maar al te graag nog even blijft ‘hangen’ voor een praatje. “Wat voor werk doe jij?” Ik vertel haar dat ik sinds enkele jaren schrijf. “Oh wat leuk!”, reageert ze enthousiast. “Ik schrijf ook. Ik ben bezig met een boek over mijn tijd in het kamp in Indonesië. Maar ook het schrijven is lastig want mijn vingers willen niet meer zo goed. Ik wil nog zoveel in het leven, maar mijn lijf laat het afweten.”
Ik vraag verder naar haar boek en ze vertelt me dat ze vanuit haar kinderogen haar tijd in het kamp wil beschrijven. “Ik wil vertellen hoe de dagen eruit zagen, wat we deden, wat we aten. Tja, er was natuurlijk niet veel te doen, er was alleen maar vuile grond. Gelukkig waren er twee zusters die zich over ons kinderen ontfermden. Ze probeerden ons letters en cijfers te leren. En soms mochten we kiezen wat we wilden doen. We konden kiezen uit naar het trollenland, het elfenbos of het sprookjeskasteel. Dan liepen we rond in het kamp en vertelden de zusters wat ze allemaal zagen.” Ze kijkt me doordringend aan en zegt: “En ik heb het écht gezien.”
Als de zon langzaam verschijnt, begeleid ik de dame naar haar huis. Ze nodigt me kort binnen uit en ik bekijk haar schilderijen. Sprookjesachtige figuren in zachte kleuren. En door de ogen van haar schilderijen zie ik het nu ook.
Bij het afscheid vraagt ze me hoe ik heet. Zelf heet ze Marjan. Ik beloof haar dat ik nog eens langskom en zwaai gedag. “Je hebt mijn dag gemaakt, ik ben weer helemaal opgekikkerd!”, roept ze me na. Dankbaar voor deze mooie ontmoeting loop ik naar huis. Ik besef me hoe kostbaar het is om tijd en aandacht te hebben voor een ander.
Als Bent ’s avonds met zijn ‘pieuwert’ loopt te schieten, vertel ik hem dat ik dat geen leuk spel vind. Ik leg hem uit dat die mevrouw van vanmiddag écht in de oorlog heeft geleefd en dat dat heel erg is. Hij is te jong om het te begrijpen, maar legt zijn pieuwert toch weg. In plaats daarvan bouwt hij met kussens een piratenschip en schiet met een kanon naar een andere denkbeeldige boot. “Ik ben een piraat mama en ga die boot beroven”. Tja, kinderen…
Geef een reactie